Bezittelijke voornaamwoorden

μου van mij/mijn μας van ons/ons
σου van jou/jou σας van u, van jullie/uw
του van hem, van het/zijn τους van hen/hun
τής van haar/haar τους van hen/hun

το βιβλίο είναι δικό μου het boek is van mij
το βιβλίο είναι δικό σου het boek is van jou
το βιβλίο είναι δικό του, τής het boek is van hem, haar
το βιβλίο είναι δικό μας het boek is van ons
το βιβλίο είναι δικό σας het boek is van u, jullie
το βιβλίο είναι δικό τους het boek is van hen
   
το βιβλίο μου mijn boek
το βιβλίο σου jouw boek
το βιβλίο του, τής zijn, haar boek
το βιβλίο μας ons boek
το βιβλίο σας uw boek, jullie boek
το βιβλίο τους hun boek
   
αυτός μου δόσει το βιβλίο μου hij geeft mijn boek aan mij
αυτός σου δόσει το βιβλίο σου hij geeft jouw boek aan jou
αυτός του, τής δόσει το βιβλίο του, τής hij geeft zijn, haar boek aan hem, haar
αυτός μας δόσει το βιβλίο μας hij geeft ons boek aan ons
αυτός σας δόσει το βιβλίο σας hij geeft uw, jullie boek, aan u, jullie
αυτός τους δόσει το βιβλίο τους hij geeft hun boek aan hen

αγαπάει εμένα hij houdt van mij (en niet van hem)
αγαπάει εσένα hij houdt van jou (en niet van haar)
αγαπάει αυτόν hij houdt van hem (en niet van haar)
αγαπάει αυτήν hij houdt van haar (en niet van hem)
αγαπάει αυτό hij houdt van het (kind en niet van hem)
   
αγαπάει εμάς hij houdt van ons (en niet van hen)
αγαπάει εσάς hij houdt van jullie, u (en niet van hen)
αγαπάει αυτούς hij houdt van hen (mnl.) (en niet van jullie)
αγαπάει αυτές hij houdt van hen (vrl.) (en niet van jullie)
αγαπάει αυτά hij houdt van hen (onz.) (en niet van jullie)