DE BASIS VAN DE HARMONIELEER          DE TOONTRAPPEN          SEPTIEMAKKOORDEN
LEIDTONEN          DE DOMINANTENKETTING         CADENSEN            AKKOORDEN BIJ EEN LIEDJE
UITGEBREIDE HARMONIELEER         EXTRA ONDERWERPEN HARMONIELEER


Toontrappen zijn de "treden" van de toonladder. Deze hebben allemaal hun eigen naam en op deze treden zetten we akkoorden.

We beginnen met het schrijven van de toonladder en we geven alle 8 tonen een cijfer van 1 tot en met 8. Dit doen we met Romeinse cijfers. Op iedere toon van de toonladder plaatsen we een akkoord en wel een drieklank; dit zijn de basisakkoorden van deze toonladder, dus ook de basis voor een muziekstuk in deze toonsoort. Onder een toontrap verstaan we dus het rangcijfer van de toon in die toonladder, maar ook het akkoord wat op deze toon is geplaatst. Trap IV van de toonladder van C is dus de F, maar het akkoord op trap IV is dus het F-akkoord. De onderste toon van een akkoord heet de grondtoon. Meestal gebruiken we de grondtonen als bastoon van een akkoord, dit is de laagste toon van het akkoord, maar het kan soms ook anders.


Een majeurakkoord ofwel een grote drieklank vinden we op de trappen I, IV en V.
Een mineurakkoord ofwel een kleine drieklank vinden we op de trappen II, III en VI.
De drieklank op trap VII heet verminderde drieklank, deze is opgebouwd uit twee kleine tertsen op elkaar.

De grote drieklanken zijn de basis van de harmonieleer en hebben daarom een speciale naam:
I is de tonica
IV is de onderdominant (of subdominant)
V heet de dominant.

Een belangrijke regel die we hebben geleerd uit de muziekgeschiedenis is de volgende:
- De dominant wil graag oplossen naar de tonica, en
- de onderdominant wil graag voorafgaan aan de dominant.

Vanuit de toonladder van C betekent dit:
- Het G-akkoord lost op naar C. De bastoon gaat dus van G naar C.
- Deze sprong gaat dus een KWART OMHOOG of een KWINT OMLAAG.

Een dominanten-ketting is een opeenvolging van akkoorden die telkens de functie van Dominant en Tonica hebben.
Zo'n dominanten-ketting klinkt erg mooi en maakt eigenlijk de perfecte harmonische verbinding. Maar wanneer we dit te lang volhouden wordt het erg saai. Daarom klinkt er in diverse muziekstijlen, van klassiek tot pop, heel vaak een klein stukje van zo'n dominantenketting en dat is bijzonder mooi.

Om duidelijk te laten horen, in welke toonsoort een muziekstuk staat, spelen we vaak een klein stukje van zo'n dominantenketting en eindigen dan op de tonica. Op deze manier hebben we op een duidelijke en krachtige manier de toonsoort laten horen. Zo'n opeenvolging van akkoorden vinden we meestal aan het eind van het stuk of aan het eind van een regel, of een deel van het muziekstuk. We noemen zo'n afsluiting een cadens.