HET ORGEL     DE REGISTERS     DE VOETMATEN
DE DELEN VAN HET ORGEL     FOTO'S EN DISPOSITIES

Het pijporgel is het grootste blaasinstrument dat er bestaat. Omdat het meestal in een kerk is gebouwd, spreken we ook vaak van kerkorgel. De tonen worden gemaakt doordat er lucht door de orgelpijpen wordt geblazen.

Dit wordt gedaan met behulp van een grote "blaasmachine", de blaasbalg. Vroeger werd de blaasbalg bediend met de voeten, door de zogenaamde orgeltrapper. Tegenwoordig worden alle blaasbalgen door middel van een electromotor op druk gebracht.

Het binnenwerk van het orgel bestaat uit heel veel soorten pijpen, waarmee allemaal buisjes zijn verbonden. Het begin van die buisjes is verbonden met de blaasbalg. Maar daartussen zitten eerst nog klepjes.

Deze klepjes zijn door middel van lange dunne latjes verbonden met het uiteinde van de orgeltoetsen. Dit systeem noemen we de traktuur.

Wanneer de organist nu een toets indrukt, gaat het klepje open en stroomt de lucht door het buisje, naar de pijp en meteen hoor je de toon. De hoogte van de toon is afhankelijk van de lengte van de orgelpijp; hoe langer de pijp, hoe lager de toon.

De pijpen zijn ingedeeld in groepen. Deze groepen noemen we registers. Een register is een rij pijpen, van lang naar kort, die allemaal dezelfde verhoudingen hebben wat betreft de lengte, dikte en het materiaal. Zo'n register kan in z'n geheel worden afgesloten of in bedrijf worden gesteld door middel van een registerknop.
De prestant is het register dat vooraan staat. (prestare = vooraan staan). Dit zijn de pijpen waar je tegenaan kijkt bij het orgel; ze zitten dus helemaal aan de buitenkant en geven een krachtige toon. Veel pijpen zijn van metaal gemaakt, maar sommige zijn van hout. Deze geven een warme, ronde klank.

De meeste pijpen zijn zogenaamde labialen (labium=lip). Bij deze pijpen wordt de toon voortgebracht door het breken van de instromende lucht op de "lip" van de pijp, net als bij een blokfluit.

Er zijn ook pijpen, die tot spreken komen door middel van een soort metalen tongetje dat in trilling wordt gebracht. Deze pijpen heten tongwerken ofwel lingualen. De tongwerken zijn soms zeer krachtig, maar kunnen ook een zacht "stijkers-achtig" geluid geven.

Grotere orgels zijn opgebouwd uit meerdere delen, die bespeeld worden met een eigen toetsenbord. Orgels die uit drie delen bestaan, hebben dus een zogenaamde speeltafel met drie manualen ofwel klavieren.