HET ORKEST       GESCHIEDENIS       DE PARTITUUR       DE INSTRUMENTEN       STEMMINGEN

FLUIT   PICCOLO   ALTFLUIT   HOBO   ALTHOBO   KLARINET   ALTKLARINET   BASKLARINET   SAXOFOON   FAGOT   CONTRAFAGOT   HOORN   TROMPET   CORNET   TROMBONE   TUBA
HARP   PIANO   VIOOL   ALTVIOOL   CELLO   CONTRABAS   SLAGWERK   ORGEL   MEER




De muziek voor de hoorn wordt genoteerd in de G- of F-sleutel.

De klank is bij notatie in G-sleutel een kwint lager dan de notatie,
De klank is bij notatie in F-sleutel een kwart hoger dan de notatie.
De hoorn is meestal een transponerend instrument, gestemd in F.
De bouw is conisch, met veel windingen en tussenbuizen.
De aanblaaswijze is direct.
De hoorn heeft 3 ventielen.
De afkorting in de partituur is Cor. (enkelvoud is corno, mv. corni)
De verhogingen en verlagingen bij hoornpartijen
      worden altijd toevallig genoteerd.



De hoorn en ook de trompet, maken gebruik van pistons of ventielen; meestal 3.
Het 1e piston verlaagt de grondtoon een grote secunde,
Het 2e piston verlaagt de grondtoon een kleine secunde,
Het 3e piston verlaagt de grondtoon een kleine terts.
Door embouchurewijzigingen kunnen de boventonen op de betreffende grondtonen worden geblazen.