De muziek voor de hoorn
wordt genoteerd in de G- of F-sleutel.
De klank is bij notatie in G-sleutel een kwint lager dan de notatie,
De klank is bij notatie in F-sleutel een kwart hoger dan de notatie.
De hoorn is meestal een transponerend instrument, gestemd in F.
De bouw is conisch, met veel windingen en tussenbuizen.
De aanblaaswijze is direct.
De hoorn heeft 3 ventielen.
De afkorting in de partituur is Cor. (enkelvoud is corno, mv. corni)
De verhogingen en verlagingen bij hoornpartijen
worden altijd toevallig genoteerd.
De hoorn en ook de trompet, maken gebruik van pistons of ventielen; meestal 3.
Het 1e piston verlaagt de grondtoon een grote secunde,
Het 2e piston verlaagt de grondtoon een kleine secunde,
Het 3e piston verlaagt de grondtoon een kleine terts.
Door embouchurewijzigingen kunnen de boventonen op de betreffende grondtonen worden geblazen.