HET ORKEST       GESCHIEDENIS       DE PARTITUUR       DE INSTRUMENTEN       STEMMINGEN

FLUIT   PICCOLO   ALTFLUIT   HOBO   ALTHOBO   KLARINET   ALTKLARINET   BASKLARINET   SAXOFOON   FAGOT   CONTRAFAGOT   HOORN   TROMPET   CORNET   TROMBONE   TUBA
HARP   PIANO   VIOOL   ALTVIOOL   CELLO   CONTRABAS   SLAGWERK   ORGEL   MEER





De muziek voor de piano wordt genoteerd in de G- en F-sleutel. Notatie en klank zijn gelijk.

Het instrument heeft zich ontwikkeld uit het clavecimbel en werd eerst pianoforte genoemd, vanwege de mogelijkheid om zacht en hard te spelen. Beethoven noemde het instrument hammerklavier. Hij had in zijn tijd slechts de beschikking over een piano met 6 oktaven. De uitbreiding naar 8 oktaven kwam van Erard.

De piano telt 88 toetsen en komt voor in twee vormen; de gewone piano en de vleugel. De lage toetsen corresponderen met één dikke snaar. De iets hogere tonen worden gevormd door 2 snaren en de rest van de tonen door 3 snaren. De snaren zitten vast op de klankbodem en worden met de toetsen verbonden door het hamermechanisme. Wanneer men de piano in zijn geheel een halve toon hoger zou stemmen, betekent dit een spanningsverhoging van maar liefst 80.000 kilo!