De namen van de liggingen (omkeringen) van een akkoord
De ligging van het akkoord, de omkering dus, wordt uitsluitend bepaald door de bastoon. Hoe de tonen in het akkoord zijn gerangschikt maakt dus
voor de ligging niet uit; het gaat om de bastoon. In de lichte muziek duiden we een akkoord
in grondligging eenvoudig aan met een hoofdletter. Een hoofdletter G betekent dus een G-majeur-akkoord in grondligging. Wanneer er een andere
toon dan de grondtoon als bas klinkt, dan zetten we die toon achter de akkoordletter, achter een schuine streep. G/B betekent dus, een G-majeur-akkoord
met een B als bastoon. In het voorbeeld zie je verschillende liggingen van het C-akkoord en het G-septiem-akkoord.
In de klassieke muziek heet de ligging van een drieklank, waarbij de terts van het akkoord in de bas ligt: sext-akkoord.
En de ligging waarbij de kwint van het akkoord in de bas ligt, heet kwart-sext-akkoord.
Bij een septiem-akkoord heet de ligging met de terts in de bas: kwint-sext-akkoord.
De ligging met de kwint in de bas heet: terts-kwart-akkoord.
En de ligging met de septiem in de bas wordt genoemd: secunde-ligging.